‘Is de afstand goed?’, vraag ik haar. Ja, zegt ze, ik voel iets anders. Ik sta naast haar op een meter afstand, ze kijkt strak, kaken gespannen, blik naar binnen, haar lichaam iets van me afgekeerd. Ze lijkt nog kleiner dan ze al is.
Ik wacht even, check in bij mezelf en kijk naar haar. Ik merk dat ik graag iets dichterbij zou willen staan, mag dat? vraag ik. Ja, knikt ze.Eén kleine stap. Ze begint te huilen. Voorzichtige tranen. Ik vraag of het goed is waar ik nu ben. Ja, fijn. Ik laat haar een tijdje. Ze wil dit alleen doen, laat ze weten met woorden. Haar lijf zegt iets anders.
Je hebt al zoveel alleen gedaan, spreek ik uit. Misschien is het juist nodig om te gaan ontvangen? Onze blikken raken kort, ik zie hoe fragiel ze is in dit moment.
Mag ik mijn hand op je bovenrug leggen? Ik verbaas mezelf, dit is niet wat ik normaalgesproken doe. Weer knikt ze. Bij het eerste moment van aanraking begint ze te schokken, draait zich naar me toe, en neemt alle afstand weg. Ik houd haar vast.
Groot verdriet vanuit de diepte. Diepe teugen, niet te stoppen tranen. Wanhoop. Ik blijf haar vasthouden. Tot het in haar weer rustig wordt.
Dit moet eruit. En soms moet je daar eerst iets voor toelaten. Ze is een held.
* Afbeelding van Charlie Mackesy