Ik loop de trap af en voel mijn hart bonzen. Ik ben bang, fluister ik naar A. Recht voor me is de lift. Die trekt aan me. Ik wil rennen. Hard en ver zoals ik in mijn dromen wel eens doe. Zonder achterom te kijken. Ik wil het niet zien, dat wat daar achter me is. Wil niet dat ze me inhalen. Naar beneden, de gangen in, de deuren door, het ziekenhuis uit. Weg, weg, weg van hier.
We gaan niet naar de lift maar lopen naar links een grote zaal binnen. Overal bedden. En overal infusen. Zieke mensen. Het heeft iets weg van een fabriek. Dit is routinewerk, schiet door me heen. Loop maar mee, zegt de aardige verpleegster. Een van die bedden is voor mij. Ik ga erop zitten en pak wat tijdschriften en warme sokken uit mijn tas. Voorlopig ben ik hier nog wel even. Ik krijg een pilletje. Die is tegen de misselijkheid wordt mij verteld.
Dan stroop ik mijn mouw op. De verpleegster prikt de grote naald van het infuus in mijn arm. Ik voel er niks van, ze is getraind. Er komt een andere verpleegster aanlopen die vraagt wat aan de mijne. Of mijn verpleegster kan komen helpen. Zij heeft namelijk al twee keer bij iemand door de ader geprikt. Iew! Die van mij is koningin prikken blijkbaar. Bof ik even.
Zak 1 wordt aangehangen, de pomp wordt opengedraaid. Langzaam drupt de vloeistof mijn arm in. Dit gaat mij beter maken. Dat is me beloofd. Als de zak na een half uur leeg is volgt er een nieuwe. Zoutoplossing dit keer, om mijn aderen te spoelen. Zoals elke keer tussen de zakken met kankerdodende medicijnen door.
Er komt een zak met donkerrode vloeistof. Tegen deze zie ik het meest op. In de brief met bijwerkingen heb ik gelezen dat je aderen ervan kunnen verkrampen. Ik weet niet wat ik me erbij voor moet stellen, maar het lijkt me eng. Het hoeft niet te gebeuren, zegt de verpleegster. Maar het gebeurt wel, bijna meteen. Scherpe pijn schiet door mijn arm. Oh zo dus. De verpleegster draait de pomp wat dichter om de vloeistof langzamer te laten stromen en geeft me een warmtepack. De pijn verdwijnt. Dan maar iets langer liggen.
Na bijna vier uur ben ik klaar. Mijn huid staat strak van alle vloeistof die mijn lijf in is gegaan. Acht zakken in totaal. Het voelt alsof ik moet waggelen. One chemobehandeling down, three more to go. Maar nu eerst naar huis. Naar bed.